NSW

Het onderwerp ‘landgoed’ landt niet altijd goed… let op de fiscale gevolgen van de NSW

In deze agrarisch-rechtelijke bijdrage voor deze nieuwsbrief vraag ik graag aandacht voor een onderwerp dat voor de meeste notarieel juristen wellicht een ‘ver van hun bed-show’ is: de potentiële belastingclaim bij vererving van een Natuurschoonwet-landgoed (NSW).

De casus: landgoed in een onverdeelde nalatenschap

Toch was dit onderwerp voorwerp van geschil bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Rb. Zeeland-West-Brabant 1 oktober 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:7524). De casus in een notendop: tussen erfgenamen bestond onenigheid over de verdeling van de nalatenschap. Ter beëindiging van dit geschil hebben zij bij de rechter een vaststellingsovereenkomst (art. 7:900 BW) gesloten. Daarin is onder meer opgenomen dat aan een van de erven het tot de nalatenschap behorende NSW-landgoed wordt toegedeeld, tegen betaling van een tussen de erven overeengekomen prijs. De betrokken kandidaat-notaris heeft vervolgens een concept-verdelingsakte opgesteld waarin onder meer is opgenomen dat de erfgename die het landgoed toegedeeld heeft gekregen (en haar rechtsopvolgers onder algemene en/of bijzondere titel) verplicht is om het landgoed gedurende een termijn van 25 jaar, gerekend vanaf de datum van het openvallen van de nalatenschap, onder de Natuurschoonwet gerangschikt te houden. Bij niet-nakoming van deze verplichting (indien de rangschikking dus voortijdig geheel of gedeeltelijk ten einde komt), zal de betreffende erfgename (of haar rechtsopvolgers) de erfbelasting die bij de andere erfgenamen alsnog zal worden ingevorderd voor haar (hun) rekening moeten nemen.

NSW

Prof. mr. J.W.A. Rheinfeld

Vennoot bij FBN Juristen te Amsterdam, vennoot bij het Instituut voor Agrarisch Recht te Wageningen, bijzonder hoogleraar agrarisch recht aan de Rijksuniversiteit Groningen en universitair docent agrarisch recht aan de Radboud Universiteit.

Weigerachtige erfgename

De erfgename verzette zich tegen opname van deze verplichting omdat dit niet met de andere erfgenamen is besproken bij het tekenen van de vaststellingsovereenkomst. Bovendien is bij de waardering van het landgoed volgens haar geen rekening gehouden met de belastingclaim die ontstaat als de NSW-status binnen 25 jaar na het openvallen van de nalatenschap vervalt. Het is volgens de erfgename dan ook onredelijk dat de latente belastingclaims door de opname van vorenbedoelde verplichting geheel naar haar worden doorgeschoven.

Kort geding

De overige erven zijn het hier niet mee eens en vorderen in een kortgedingprocedure dat de weigerachtige erfgename alsnog de verdelingsakte inclusief de door haar niet gewenste verplichting ondertekent. Zij baseren hun vordering op de stelling dat opname van een beding ter verzekering van de voortzetting van de NSW-status gebruikelijk en noodzakelijk is. Op deze wijze wordt vermeden dat de buiten invordering gebleven erfbelasting (met invorderingsrente) alsnog wordt geïnd. Indien de erfgename een dergelijk beding niet had gewenst, had het op haar weg gelegen dit naar voren te brengen voordat zij de vaststellingsovereenkomst ondertekende. Na toedeling van het landgoed aan de erfgename hebben de overige erfgenamen immers geen enkele invloed meer op de NSW-status, terwijl hen nog wel een aanzienlijke potentiële fiscale claim boven het erfrechtelijke hoofd hangt.

Oordeel voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de erven afgewezen. De belangrijkste reden hiervoor is de redactie van de vaststellingsovereenkomst: in deze overeenkomst hebben partijen geen bepaling opgenomen over de NSW-status en de fiscale gevolgen daarvan en ook is geen kettingbeding (met boeteclausule) opgenomen, inhoudende de verplichting voor de erfgename om de bestaande NSW-status te handhaven. Tot slot is gebleken dat de NSW-status en de fiscale gevolgen daarvan geen onderdeel van het gesprek casu quo de onderhandelingen tussen alle erven zijn geweest.

Aanvullende werking redelijkheid en billijkheid

De (vervolg)vraag is of de verplichting op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 1 BW) alsnog in de vaststellingsovereenkomst moet worden opgenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Ook als moet worden aangenomen dat het opnemen van een kettingbeding in de situatie van een overdracht van een NSW-landgoed gebruikelijk is, geldt als uitgangspunt dat partijen overeenstemming moeten hebben over de inhoud van en de voorwaarden waaronder een verplichting wordt aangegaan. Dat is hier duidelijk niet het geval. Bovendien is, gelet op de door partijen over en weer overgelegde adviezen en artikelen van NSW-deskundigen, ook niet gebleken dat een kettingbeding met boeteclausule in geval van overdracht van een NSW-landgoed altijd wordt opgenomen en in dat geval ook steeds de inhoud heeft zoals opgenomen in de concept-verdelingsakte.

 

Tot slot

De notarieel jurist zij dus gewaarschuwd: de NSW is een interessant, maar zeer specialistisch erfrechtelijk deelgebied, waarin adequate advisering, zowel in civiele als in fiscale zin, onontbeerlijk is. Alleen met een gedegen en civiel en fiscaal juist advies landt het onderwerp ‘landgoed’ in erf belastingtechnische zin ook goed.

Tot de volgende keer!

Lees meer over:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Delen